School mag negatief vakantiesaldo inhouden op loon
De Rechtbank Noord-Holland besliste in juli 2023 in een tweetal uitspraken dat scholen het negatieve vakantieverlofsaldo van hun uit dienst tredende docent mochten verrekenen met het loon. In beide zaken ging het om een ontslagname per 1 september, waardoor de docent op datum van ontslag meer vakantieverlof had genoten dan één maand na aanvang van het schooljaar al opgebouwd. Op onze website heeft u daar eerder over kunnen lezen.
Tegen beide uitspraken is door de docenten hoger beroep ingesteld. Bijgestaan door de AOb betoogden zij bij het Hof dat de verrekening (en eigenlijk artikel 14.1.2 CAO-VO) in strijd zou zijn met diverse (arbeidsrechtelijke) bepalingen, Europese rechtspraak over vakantierechten en met de redelijkheid en billijkheid en/of het goed werkgeverschap. De scholen werden ook in appel weer bijgestaan door Job Keijser van ons kantoor. Recent heeft het Hof in deze zaken arrest gewezen (Hof Amsterdam 8 april 2025 en 22 april 2025).
In de uitspraak van 8 april wordt de uitspraak van de rechtbank vernietigd en wordt de gevorderde nabetaling van loon alsnog toegekend. Het Hof oordeelde dat er in die zaak geen sprake was van een negatief verlofsaldo, omdat de docent jaren daarvoor ook per 1 september in dienst was getreden. Op grond van datzelfde artikel 14.1.2 CAO-VO had zij over haar eerste (gedeeltelijke) schooljaar dus nog een positief verlofsaldo staan, dat het negatieve saldo over haar laatste (gedeeltelijke) schooljaar compenseerde. Dat de docent voor haar indiensttreding gedurende de eerste maand van dat schooljaar nog bij een ander schoolbestuur in dienst was geweest en daar de hele maand augustus vakantie met behoud van loon had gehad maakte voor het Hof niet uit. Beide dienstverbanden -bij verschillende werkgevers- moesten los van elkaar worden bezien. Daarmee kwam het Hof niet meer toe aan een principieel oordeel over verrekening van een negatief verlofsaldo.
In de uitspraak van 22 april was die compensatie niet aan de orde. Daar was de docent in een grijs verleden per 1 augustus in dienst gekomen bij de school en had hij per 1 september opgezegd om daarmee zijn 40 jaar onderwijsdiensttijd vol te maken. In die zaak oordeelde het Hof dat (toepassing van) artikel 14.1.2 CAO niet in strijd was met het Nederlandse en Europese arbeidsrecht. Bij CAO kan het vakantieverlof eenzijdig worden vastgesteld. De in de CAO vastgelegde vakantieverlofperiodes vallen samen met de door de overheid vastgestelde schoolvakanties. Die schoolvakanties leveren voor de docent geen (voor rekening van de school komende) verhindering op om zijn werk te verrichten terwijl hij dat wel zou willen en kunnen. Bovendien had de docent over de maand augustus ook loon betaald gekregen. Loon over vakantieperiodes waarvoor nog geen verlofaanspraak is opgebouwd is bij wijze van voorschot verstrekt. Heeft die verlofopbouw bij uitdiensttreding nog niet volledig plaats gevonden, dan is dat loon onverschuldigd betaald zodat dat kan worden teruggevorderd. De school hoeft de docent daarover niet te informeren omdat de vakantieregeling met inbegrip van artikel 14.1.2 CAO de docent bekend was althans bekend had moeten zijn. Ook de redelijkheid en billijkheid verzetten zich daarom niet tegen verrekening.
De uitspraken van het Hof laten zien dat artikel 14.1.2 CAO-VO twee kanten op werkt. Docenten die niet per aanvang schooljaar (1 augustus) maar per eerste schooldag of later in dienst komen, genieten dat eerste schooljaar mogelijk minder vakantie dan waar zij recht op hebben. Docenten die kort na de start van het schooljaar opzeggen, hebben bij uitdiensttreding een negatief vakantiesaldo. Scholen kunnen dat in beginsel verrekenen met het loon c.q. met de eindafrekening.
Voor meer informatie of juridische ondersteuning kunt u contact opnemen met Job Keijser of één van onze andere advocaten.